It Ljochtbeaken Voorganger(s): Dhr. E. van Halsema, Kampen Ouderling(en): Wieger / Aly Veenstra Organist: Hindrik Riemersma
Diaken van Dienst: Joop Ybema Koster: Louw Wobbes Beamist: Leonard Marinus
Lied voor de dienst: 634
Lied 630: 1, 2, 3 en 4
Stil gebed/votum en groet
Binnenbrengen van de nieuwe Paaskaars
Psalmgebed: Lezen en zingen van psalm 118
Zingen vers 1
Lezen verzen 5 – 23 NBV 5In mijn nood heb ik geroepen: ‘heer!’ En de heer antwoordde, hij gaf mij ruimte. 6Met de heer aan mijn zijde heb ik niets te vrezen, wat kunnen mensen mij doen? 7Met de heer, mijn helper, aan mijn zijde, kijk ik op mijn haters neer.8Beter te schuilen bij de heer dan te vertrouwen op mensen. 9Beter te schuilen bij de heer dan te vertrouwen op mannen met macht. 10Alle volken hadden mij ingesloten – ik weerstond ze met de naam van de heer – 11ze sloten mij van alle kanten in – ik weerstond ze met de naam van de heer – 12ze sloten mij in als een zwerm bijen maar doofden snel als een vuur van dorens – ik weerstond ze met de naam van de heer. 13Jullie sloegen mij en ik viel, maar de heer heeft geholpen. 14De heer is mijn sterkte, mijn lied, hij gaf mij de overwinning.15Hoor, gejubel om de overwinning in de tenten van de rechtvaardigen: de rechterhand van de heer doet machtige daden, 16de rechterhand van de heer verheft mij, de rechterhand van de heer doet machtige daden. 17Ik zal niet sterven, maar leven en de daden van de heer verhalen: 18de heer heeft mij gestraft, maar mij niet prijsgegeven aan de dood. 19Open voor mij de poorten van de gerechtigheid, ik wil binnengaan om de heer te loven. 20Dit is de poort die leidt naar de heer, hier gaan de rechtvaardigen binnen. 21Ik wil u loven omdat u antwoordde en mij de overwinning gaf. 22De steen die de bouwers afkeurden is een hoeksteen geworden. 23Dit is het werk van de heer, een wonder in onze ogen.
Zingen verzen 9 en 10, gevolgd door het Klein Gloria
Kinderen kunnen naar de nevendienst
Zefanja 3: 12 – 20
Ik zal een arm en zwak volk binnen je muren achterlaten dat in de naam van de heer een toevlucht vindt. 13 Wie er van Israël overblijven, zullen niet langer onrecht doen, ze zullen geen leugens spreken, uit hun mond zal geen bedrieglijke taal meer klinken. Ze zullen weiden en rustig liggen, en niemand die ze stoort. 14 Jubel, vrouwe Sion, zing van vreugde, Israël, juich met heel je hart, vrouwe Jeruzalem! 15 De heer heeft het vonnis over jou tenietgedaan en je vijand verdreven. De heer, de koning van Israël, is in je midden, je hebt geen kwaad meer te vrezen. 16 Op die dag zal men tegen Jeruzalem zeggen: ‘Wees niet bang, Sion! Laat de moed niet zinken!’ 17 De heer, je God, zal in je midden zijn, hij is de held die je bevrijdt. Hij zal vol blijdschap zijn, verheugd over jou, in zijn liefde zal hij zwijgen, in zijn vreugde zal hij over je jubelen. 18 Alle treurenden zal ik bijeenbrengen, verzamelen wie op je feesten moesten ontbreken. Hun vernedering drukte zwaar op de stad. 19 In die tijd zal ik afrekenen met je verdrukkers, de kreupelen zal ik redden, de verstrooiden bijeenbrengen. En hen die in de hele wereld werden veracht zal ik met eer en roem overladen. 20 In die tijd breng ik jullie terug. Ik zal jullie verzamelen, je zult met eer en roem overladen worden door alle volken op aarde. Met eigen ogen zullen jullie zien hoe ik je lot ten goede keer – zegt de heer.
Lied 619: 1, 2, 4, 5 en 6
Marcus 16: 1 – 8 NBG 16 En toen de sabbat voorbij was, kochten Maria van Magdala en Maria, (de moeder) van Jakobus, en Salome specerijen om Hem te gaan zalven. 2 En zeer vroeg op de eerste dag der week gingen zij naar het graf, toen de zon opging. 3 En zij zeiden tegen elkaar: Wie zal ons de steen afwentelen van de ingang van het graf? 4 En toen zij opzagen, aanschouwden zij, dat de steen afgewenteld was; want hij was zeer groot. 5 En toen zij in het graf gegaan waren, zagen zij een jongeling zitten aan de rechterzijde, bekleed met een wit gewaad, en ontsteltenis beving haar. 6 Hij zei tegen haar: Weest niet ontsteld. Jezus zoeken jullie, de Nazarener, de gekruisigde. Hij is opgewekt, Hij is hier niet; zie de plaats, waar zij Hem gelegd hadden. 7 Maar gaat heen, zegt zijn discipelen en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; daar zult u Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft. 8 En zij gingen naar buiten en vluchtten van het graf, want siddering en ontzetting hadden haar bevangen. En zij zeiden niemand iets, want zij waren bevreesd.
Lied 628: 1, 2, 3 en 6
Overdenking
Lied 641
Gebeden – stil gebed – Onze Vader
Lied 624: 1, 2 en 3
Zegen
Deurcollecte;
- 1e collecte: KIA Paascollecte
- 2e collecte: Kerk