donderdag 7 december 2023
om 13.30 uur
Dankdienst voor het leven van dhr. Wiebe Jelsma
Voorganger(s): Ds. A. Elverdink
Ouderling(en): Sjoerdsje de Vries - Veltman
Welkom
Lezen van de rouwkaart
Onze Hulp en Groet
Zingen, NLB 23b: 1, 3, 5 “De Heer is mijn herder”
1. De Heer is mijn Herder!
'k Heb al wat mij lust;
Hij zal mij geleiden
naar grazige weiden.
Hij voert mij al zachtkens
aan waat'ren der rust.
3. De Heer is mijn Herder!
Al dreigt ook het graf,
geen kwaad zal ik vrezen,
Gij zult bij mij wezen;
o Heer, mij vertroosten
uw stok en uw staf!
5. De Heer is mijn Herder!
Hem blijf ik gewijd!
'k zal immer verkeren
in 't huis mijnes Heren:
zo kroont met haar zegen
zijn liefde me altijd
Gebed
Verhalen van de kinderen over het leven van heit
afsloten met het lied “Yntinsens” door zoon Reinder;
daarbij het aansteken van kaarsen aan het licht de Paaskaars
YN TINSENS (“In Gedachten” is op syn Frysk: YN TINZEN)
As de skimer wer oer it lân komt en de sinne wer ferdwynt.
En de fûgels noch efkes fluitsje, as it tsjuster syn wei wer fynt.
Dan wúrdt de nacht ferljochte troch in heldere stjer.
En hûnderttûzen lampkes, dy brâne her en der.
As de loft sa prachtich ferkleuret en de sinne nimt syn rêst.
En de blommen ferspriede har geuren, dan fiel ik mei op myn bést.
Wat is de wrâld toch fredich, wat is it libben toch moai.
As de stilte dyn tinzen súveret, dan wyt ik dat ik it wol roai.
Dan wúrdt de nacht ferljochte troch in heldere stjer.
En hûnderttûzen lampkes, dy brâne her en der.
Dan tink ik oan it ferline, dan tink ik oan myn mem.
Hoe’t wy as bern wiene, hoe’t alles feroarje kin.
Wat wiene dat moaie tiden, koe ik noch mar efkes werom.
Yn de winkel fan heit en pake, ja in libben dat nimmer wer komt.
Dan wúrdt de nacht ferljochte troch in heldere stjer.
en hûnderttûzen lampkes, dy brâne her en der.
En dan slút ik wer myn eagen, dan fal ik yn in sliep.
En wurd dan de oare deis wekker, wat in moaie dream dat wie.
Lezen: Psalm 107: 1 – 8; 23 - 31 (NBV)
1 ‘Loof de HEER, want hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw.’ 2 Zo spreken zij die door de HEER zijn verlost, die hij verloste uit de greep van de angst, 3 bijeenbracht uit alle landen, uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden. 4 Soms doolden zij door de woestijn, maar een weg in de wildernis, een stad, een woonplaats vonden ze niet. 5 Ze kregen honger en dorst en kwijnden van uitputting weg. 6 Ze riepen in hun angst tot de HEER – hij heeft hen bevrijd uit vele gevaren, 7 hij wees hun de rechte weg, de weg naar een stad, een woonplaats. 8 Laten zij de HEER loven om zijn trouw, om zijn wonderen aan mensen verricht.
23 Soms daalden zij af naar zee, gingen scheep en bevoeren het wijde water, 24 ze zagen de daden van de HEER, zijn wonderen op de oceaan. 25 Hij sprak en ontketende storm. Hoog zweepte hij de golven op. 26 Zij stegen tot aan de hemel, vielen neer in de diepte, hun maag keerde om van ellende, 27 ze tolden en tuimelden als dronkaards, alle kennis baatte hun niets. 28 Ze riepen in hun angst tot de HEER – hij leidde hen weg uit vele gevaren, 29 hij bracht de storm tot zwijgen, de golven gingen liggen. 30 Het verheugde hen dat de zee tot rust kwam, hij bracht hen naar een veilige haven. 31 Laten zij de HEER loven om zijn trouw, om zijn wonderen aan mensen verricht.
Lezen: Markus 4: 35 – 41 (NBV)
35 En Hij zeide tot hen op die dag, toen het laat geworden was: Laten wij oversteken naar de overkant. 36 En zij lieten de schare achter en namen Hem, zoals Hij was, in het schip mede, en er waren andere schepen bij Hem. 37 En er stak een zware stormwind op en de golven sloegen in het schip, zodat het schip reeds vol liep. 38Maar Hij zelf lag op het achterschip tegen het kussen te slapen. En zij maakten Hem wakker en zeiden tot Hem: Meester, trekt Gij er U niets van aan, dat wij vergaan? 39 En Hij, wakker geworden, bestrafte de wind en zeide tot de zee: Zwijg, wees stil! En de wind ging liggen en het werd volkomen stil. 40 En Hij zeide tot hen: Waarom zijt gij zó bevreesd? Hoe hebt gij geen geloof? 41 En zij werden bovenmate bevreesd en zeiden tot elkander: Wie is toch deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn?
Zingen, Psalm 42: 4, 5, 7 “Zie gekerkerd in verlangen”
4. Zie, gekerkerd in verlangen,
balling ver van waar Gij woont,
houden bergen mij gevangen,
waar uw heerlijkheid niet troont.
Watervloed roept watervloed.
Aller diepten euvelmoed
heeft mij met geweld bedolven:
al uw baren, al uw golven !
5. Laat zijn trouw de dag verblijden
en zijn lied de duisternis.
Tot Hem roep ik in mijn lijden,
die de God mijns levens is:
Vaste grond van mijn bestaan,
waarom ziet Gij mij niet aan ?
Moet ik onder 's vijands slagen
thans dit somber rouwkleed dragen ?
7. Hart, onrustig, vol van zorgen,
vleugellam geslagen ziel,
hoop op God en wees geborgen.
Hij verheft wie nederviel.
Eens verschijn ik voor den Heer,
vindt mijn ziel het danklied weer:
Hij, mijn God, Hij heeft mijn leven
altijd aan de dood ontheven.
Overdenking
Zingen, Johannes de Heer 523: 1, 3 “Veilig in Jezus’ armen”
1. Veilig in Jezus' armen, veilig aan Jezus' hart.
Daar in Zijn teer erbarmen, daar rust mijn ziel van smart.
Hoor, 't is het lied der eng'len, zingend van liefd' en vree,
ruisend uit 's hemels zalen, over de glazen zee.
Veilig in Jezus' armen, veilig aan Jezus' hart.
Daar in Zijn teer erbarmen, Daar rust mijn ziel van smart.
3. Jezus, mijn dierb're Toevlucht, Jezus Gij stierf voor mij,
dat op die rots der eeuwen, Eeuwig mijn hope zij.
Heer, laat mij lijdzaam wachten, totdat het duister vliedt,
en 't oog aan gindse kusten, Uw heillicht gloren ziet.
Jezus mijn dier'bre toevlucht, Jezus gij stierf voor mij!
Dat op die Rots der eeuwen eeuwig mijn hope zij!
Herinneringen van de pakesizzers
Zingen, Evangelische Liedbundel 376 “Abba, Vader”
1. Abba, Vader, U alleen,
U behoor ik toe.
U alleen doorgrondt mijn hart,
U behoort het toe.
Laat mijn hart steeds vurig zijn,
U laat nooit alleen
Abba, Vader, U alleen,
U behoor ik toe.
2. Abba, Vader, laat mij zijn,
slechts voor u alleen.
Dat mijn wil voor eeuwig zij
d’uwe en anders geen.
Laat mijn hart nooit koud zijn, Heer.
Laat mij nimmer gaan.
Abba, Vader, laat mij zijn
slechts van U alleen.
Gebeden
Dankwoord door Reinder
Slotlied, NLB 416 “Ga met God en Hij zal met je zijn”
1. Ga met God en Hij zal met je zijn
jou nabij op al je wegen
met Zijn raad en troost en zegen.
Ga met God en Hij zal met je zijn.
2. Ga met God en Hij zal met je zijn
bij gevaar, in bange tijden
over jou zijn vleugels spreiden
Ga met God en Hij zal met je zijn
3. Ga met God en Hij zal met je zijn:
in zijn liefde je bewaren,
in de dood je leven sparen .
Ga met God en Hij zal met je zijn
4. Ga met God en Hij zal met je zijn
tot wij weer elkaar ontmoeten
in zijn naam elkaar begroeten
Ga met God en Hij zal met je zijn
Zegen
Vóór het uitdragen zingen we
Evangelische Liedbundel 413: 1 “Lichtstad met uw paarlen poorten
1. Lichtstad met uw paarlen poorten,
wond’re stad, zo hoog gebouwd,
nimmer heeft men op de deze aarde
ooit uw heerlijkheid aanschouwd.
Refr.: Daar zal ik mijn Heer ontmoeten,
luist’ren naar zijn liefdesstem,
daar geen rouw meer en geen tranen
in het nieuw Jeruzalem.
|