zondag 30 juni 2024 om 09.30 uur

It Ljochtbeaken
Voorganger(s): Ds. J. Goorhuis, Smalle Ee
Ouderling(en): Jannie Tjeerdsma

Diaken van Dienst: Jannie de Vries
Koster: Auke de Boer
Beamist: Mark Kielman

 



INLEIDING

We luisteren in deze dienst naar de profeet Jesaja die ons oproept de Naam van God te loven en deze groot te maken onder de volkeren. We zullen zien wat dat betekent: de Naam groot maken. De apostel Paulus schrijft over de hoop en het reikhalzend verlangen van de gemeente naar een wereld waarop gerechtigheid woont. In het evangelie zendt Jezus zijn leerlingen uit om boze geesten uit te drijven en mensen, die zijn als schapen zonder herder, te genezen van ziekte en kwaal. Wat zijn die boze geesten? Wie zijn die schapen zonder herder?

lied voor de dienst lb 528

AANVANG

eerste psalm 27, 1


bemoediging
v. Onze hulp is de Naam van de Heer,
a. die hemel en aarde gemaakt heeft.
v. Die niet laat varen het werk van zijn handen,
a. die trouw is tot in eeuwigheid.
v. Amen

drempelgebed
v. God, aarzelend komen wij U onder ogen, wij belijden ons ongeloof, de doofheid van ons hart voor U en voor elkaar. 
Wij bidden:
a. verberg U niet voor ons, laat uw aangezicht over ons lichten.
v. Amen.

zingen ps. 27, 4 (allen gaan zitten)

kyriëgebed

God, wij bidden om uw ontferming
met alle mensen die zijn als schapen
zonder herder: mishandeld,
verscheurd, geplunderd,
opgejaagd en weggevaagd,
van hun waardigheid beroofd,
met de nek aangezien.
Ontferm U Heer,
hoor hun roepen uit de diepte.
Wees Gij hen tot heil,
tot hoge burcht.
Ontferm U over mensen
in de greep van boze geesten,
van ideologieën die dodelijk zijn
voor mensen en dieren,
voor de lucht om ons heen
en voor de grond onder onze voeten.
Wij bidden: verberg U aangezicht niet.
Ontferm U Heer, wij smachten naar het uur
dat U zich openbaart.
Zo bidden wij U en zingen:

kyrië- en gloriahymne: lb 299 e

DE SCHRIFTEN

groet

v. De Heer zal bij u zijn
a. Ook met u zij de Heer.

zondagsgebed
v. God, (collecta) uw Naam is ‘hartstocht voor gerechtigheid’, 
wij bidden: bekleed ons, als lichaam van Christus, met deze Naam en zend ons uit om deze groot te maken in onze wereld, dichtbij en ver weg.
a. Door Jezus Christus, onze Heer, Amen.

eerste lezing Jesaja 12, 1-6 (Naardense Bijbel).
Zeggen zul je te dien dage: ik dank u, Ene, dat ge toornig op mij zijt geweest,- uw toorn is gekeerd en ge troost mij Zie, God is mijn heil, ik weet mij veilig en word niet verschrikt; want mijn sterkte en mijn muziek is hij, de Ene, en hij is mij tot heil. Met vreugde zult ge water scheppen,- uit de bronnen van het heil. Zeggen zult ge te dien dage: brengt dank aan de Ene, roept zijn naam uit, doet de volken zijn werken weten; maakt indachtig dat zijn naam hoogverheven is. Maakt muziek voor de Ene want grote dingen heeft hij gedaan; geweten zij dit op heel de aarde. Juich en jubel, al wat zetelt op Sion; want groot is in jouw midden de Heilige van Israël!

luisteroefening

zingen lb 324

brieflezing Romeinen 8, 18-26 (vertaling: NBG ‘51)

Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden. Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods. Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is. En niet alleen zij, maar ook wij zelf, [wij,] die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam. Want in die hoop zijn wij behouden. Maar hoop, die gezien wordt, is geen hoop, want hoe zal men hopen op hetgeen men ziet? Indien wij echter hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten wij het met volharding.

acclamatie lb 339 f

luisteroefening

evangelie Mattheüs 9, 35 tot 10, 10(vertaling JG)

Jezus ging al de steden en de dorpen rond, hij leerde in hun synagogen, verkondigde het evangelie van het koninkrijk en genas ziekte en kwaal. Toen hij de scharen zag, raakte hij met ontferming over hen bewogen, omdat zij afgetobd en aan hun lot overgelaten waren, als schapen zonder herder. Dan zegt hij zijn leerlingen: 'De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders. Vraag daarom de heer van de oogst, dat hij arbeiders zenden zal voor zijn oogst.' En nadat hij zijn twaalf leerlingen bij zich had geroepen, gaf hij hun macht over onreine geesten om ze uit te drijven en te genezen alle ziekte en kwaal. Van de twaalf apostelen waren de namen als volgt: De eerste was Simon, die Petrus genoemd wordt, dan Andreas zijn broer, en Jakobus, die van Zebedeus, en Johannes zijn broer, Philippus en Bartholomeüs, Thomas en Matteüs de tollenaar, Jakobus, die van Alpheüs, en Thaddeüs, Simon Kananeüs en Judas Iskariot, die hem ook heeft overgeleverd. Deze twaalf heeft hij uitgezonden met de volgende opdracht: 'Ga niet de weg op van de volken en kom niet binnen in een stad van de Samaritanen. Ga integendeel liever naar de verloren schapen van het huis van Israël. Ga en verkondig als volgt: Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Genees zieken, wek doden op, reinig melaatsen, werp demonen uit. U hebt om niet ontvangen, geef (ook) om niet. Verwerf geen goud noch zilver, noch koper voor uw gordel, geen ransel voor onderweg of twee onderkleden, geen sandalen of een stok, want de arbeider is zijn voedsel waard.

acclamatie lb 339 a

luisteroefening

zingen lb 322

DE TAFEL

dankgebed, voorbeden, stil gebed, Onze Vader

inzameling der gaven

1e collecte; kerk
2e collecte; diaconie

slotlied lb 978

zegen


 

terug