zondag 17 november 2024
om 19.30 uur
Sint-Agathatsjerke
Liedviering ‘Huub Oosterhuis’
Verbindende woorden: Nanko van Dijk
Spreekstem: Wieteke Dijkstra
Pianobegeleiding: Peter Rippen
Koor: Zingt Gode Lof (Gerkesklooster-Stroobos), o.l.v. Dineke Oostra-Kamminga
‘dit huis vol mensen’ (liederen over gemeenschap en samen leven)
Openingslied (samenzang lied 276) (melodie ‘Com nu met sang’)
Zomaar een dak boven wat hoofden,
deur die naar stilte open staat.
Muren van huid, ramen als ogen,
speurend naar hoop en dageraad.
Huis dat een levend lichaam wordt
als wij er binnen gaan
om recht voor God te staan.
Woorden van ver, vallende sterren,
vonken verleden hier gezaaid.
Namen voor Hem, dromen, signalen
diep uit de wereld aangewaaid.
Monden van aarde horen en zien,
onthouden, spreken voort
Gods vrij en lichtend woord.
Tafel van Een, brood om te weten
dat wij elkaar gegeven zijn.
Wonder van God, mensen in vrede,
oud en vergeten nieuw geheim.
Breken en delen, zijn wat niet kan,
doen wat ondenkbaar is,
dood en verrijzenis.
Koor (lied 278) (melodie: Antoine Oomen)
Dit huis vol meen -
weet Jij wie het zijn?
Ik mag het hopen.
Heb Jij ons geteld,
ken Jij ons bij name?
Dan ben Je de enige.
‘waar kan ik U vinden’ (liederen van twijfel, vermoeden en geloof)
Koor (en allen) (lied 601) (melodie: Antoine Oomen)
Licht dat ons aanstoot in de morgen
voortijdig licht waarin wij staan.
Koud, één voor één, en ongeborgen,
licht overdek mij, vuur mij aan.
Dat ik niet uitval, dat wij allen
zo zwaar en droevig als wij zijn,
niet uit elkaars genade vallen
en doelloos en onvindbaar zijn.
Licht, van mijn stad de stedehouder,
aanhoudend licht dat overwint.
Vaderlijk licht, steevaste schouder,
draag mij, ik ben jouw kijkend kind.
Licht, kind in mij,
kijk uit mijn ogen of ergens al de wereld daagt
waar mensen waardig leven mogen
en elk zijn naam in vrede draagt.
Alles zal zwichten en verwaaien
wat op het licht niet is geijkt.
Taal zal alleen verwoesting zaaien
en van ons doen geen daad beklijft.
Veelstemmig licht, om aan te horen
zolang ons hart nog slagen geeft.
Liefste der mensen, eerstgeboren,
licht, laatste woord van Hem die leeft.
Koor (en allen) (lied 275) (melodie: ‘Slaat op de trommele’)
Heer onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig
en hoe onzegbaar ons nabij.
Gij zijt gestadig met ons bezig,
onder uw vleugels rusten wij.
Gij zijt niet ver van wie U aanbidden,
niet hoog en breed van ons vandaan.
Gij zijt zo mens´lijk in ons midden
dat Gij dit lied wel zult verstaan.
Gij zijt onzichtbaar voor onze ogen
en niemand heeft U ooit gezien.
Maar wij vermoeden en geloven
dat Gij ons draagt, dat Gij ons dient.
Gij zijt in alles diep verscholen,
in al wat leeft en zich ontvouwt.
Maar in de mensen wilt Gij wonen
met hart en ziel aan ons getrouwd.
Heer onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig
waar ook ter wereld mensen zijn.
Blijf zo genadig met ons bezig,
tot wij in U volkomen zijn.
Koor (melodie: Jean Tabourot)
Gij zijt voorbijgegaan, een steekvlam in de nacht.
De vonken van uw naam zijn ogen in ons hart.
In flarden hangt uw woord om onze wereld heen,
wij leven in U voort, wij zijn met U bekleed.
Gij zijt voorbijgegaan, een voetspoor in de zee.
Gij zijt te ver gegaan , Gij zijt een mens te veel.
Gij zijt voorgoed, gij zijt verborgen in uw God.
Geen stilte spreekt U uit, ondenkbaar is uw dood.
Gij zijt voorbijgegaan, een vreemd bekend gezicht,
een stuk van ons bestaan, een vriend, een spoor van licht.
Uw licht is in mijn bloed, mijn lichaam is uw dag,
ik hoop u tegemoet zolang ik leven mag.
Samenzang (lied 981) (melodie: Tera de Marez Oyens)
Zolang er mensen zijn op aarde, zolang de aarde vruchten geeft,
zolang zijt Gij ons aller Vader, wij danken U voor al wat leeft.
Zolang de mensen woorden spreken, zolang wij voor elkaar bestaan,
zolang zult Gij ons niet ontbreken, wij danken U in Jezus’ naam.
Gij voedt de vogels in de bomen, Gij kleedt de bloemen op het veld,
o Heer, Gij zijt mijn onderkomen en al mijn dagen zijn geteld.
Gij zijt ons licht, ons eeuwig leven, Gij redt de wereld van de dood.
Gij hebt uw Zoon aan ons gegeven, zijn lichaam is het levend brood.
Daarom moet alles U aanbidden, uw liefde heeft het voortgebracht,
Vader, Gijzelf zijt in ons midden, o Heer, wij zijn van uw geslacht.
‘om mensen bewogen’ (liederen over Gods hulp in ons leven)
Koor (en allen) (lied 295) (melodie: Tom Löwenthal)
Wees hier aanwezig, woord ons gegeven.
Dat ik u horen mag met hart en ziel.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden. (2x)
Woord ons gegeven, God in ons midden,
toekomst van vrede, wees hier aanwezig.
Uw wil geschiede, uw koninkrijk kome.
Zie ons, gedoog ons, laat ons niet vallen.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden. (2x)
Dat wij niet leven, gevangen in leegte.
Dat wij niet vallen, terug in het stof.
Zend uw Geest, dat wij worden herschapen.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden. (2x)
Dat wij u horen, dat wij u leven,
mensen voor mensen, alles voor allen.
Dat wij volbrengen uw woord, onze vrede.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden. (2x)
Wees hier aanwezig, woord ons gegeven.
Dat ik u horen mag met hart en ziel.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden. (2x)
Samenzang (lied 942) (melodie: Bernard Huijbers)
Ik sta voor u in leegte en gemis
vreemd is uw naam, onvindbaar zijn uw wegen.
Gij zijt mijn God, sinds mensenheugenis,
dood is mijn lot hebt Gij een and're zegen?
Zijt Gij de God bij wie mijn toekomst is?
Heer, ik geloof, waarom staat Gij mij tegen.
Mijn dagen zijn door twijfel overmand,
ik ben gevangen in mijn onvermogen.
Hebt Gij mijn naam geschreven in uw hand,
zult Gij mij bergen in uw mededogen?
Mag ik nog levend wonen in uw land,
mag ik nog eenmaal zien met nieuwe ogen?
Spreek Gij het woord dat mij vertroosting geeft,
dat mij bevrijdt en opneemt in uw vrede.
Open die wereld die geen einde heeft,
wil alle liefde aan uw mens besteden.
Wees Gij vandaag mijn brood zowaar Gij leeft-
Gij zijt toch zelf de ziel van mijn gebeden.
Koor (en spreekstem) (melodie: Antoine Oomen)
Onze Vader in de hemel
die uw zon doet opgaan en uw regen zendt
over mensen kwaad en goed:
gezegend om uw Naam ‘Ik zal er zijn’
Gij die alleen voor ons en met ons zijt
zolang wij zijn voor mensen en met mensen.
Gezegend Gij, dit uur van ons leven,
deze dag die Gij ons geeft
om allen die U kennen en eren
al doende gerechtigheid
die in hun midden de vreemdeling eren
zich ontfermen over hun naaste
recht doen de armen.
O Heer God erbarmend genadig lankmoedig
rijk aan liefde rijk aan trouw
bewarend liefde tot het duizendste geslacht. (2x)
Gezegend zijt Gij
tegen de overmacht der feiten in
om zwakheid die kracht wordt –
om naamloze mensen
vervolgd, voortvluchtig, ten dode gefolterd,
maar die aan U vasthouden
en aan Uw koninkrijk,
dat het komen zal.
Gezegend Gij om allen
die uitzien naar de Stad-met-fundamenten,
naar een beter vaderland dan dit –
daarom schaamt Gij u niet
hun God genoemd te worden.
Gezegend zijt Gij
om het brood dat wij eten
dat wij nog leven tot op vandaag.
O Heer God erbarmend genadig lankmoedig
rijk aan liefde rijk aan trouw
bewarend liefde tot het duizendste geslacht. (2x)
Gezegend zijt Gij
om Jezus van Nazareth,
die ten einde toe uw weg gegaan is:
die in de nacht van overlevering
toen hij al wist
dat hij lijden moest en sterven zou
het brood gebroken heeft en uitgedeeld:
neemt en eet, heeft hij gezegd,
dit is voor u mijn lichaam.
Ook de beker heeft hij ons gereikt:
kunt gij de beker drinken
die ik drinken moet,
heeft hij gezegd;
drinkt dan, tot mijn gedachtenis,
deze beker van een nieuw verbond
met alle mensen,
dat wij elkaar behoeden en doen leven.
Gij die ons hebt geroepen,
doe ons toebehoren aan elkaar.
Dat wij niet losgeslagen leven
buiten uw bereik –
bescherm ons tegen onszelf.
Dat wij volharden in aandacht
dat ons niet begeeft de kracht tot liefde.
O Heer God erbarmend genadig lankmoedig
rijk aan liefde rijk aan trouw
bewarend liefde tot het duizendste geslacht. (2x)
‘als je brood deelt’
Koor (melodie: Antoine Oomen)
Wat in stilte bloeit, in de luwte van tuinen,
onder de hete zon, op de akker,
heeft Hij bestemd voor de tafel der armen.
Aardekracht, zonkracht is Hij, licht in mensen,
dat wij elkaar bevrijden en doen leven,
brood van genade worden, wijn van eeuwig leven.
Maar wie niets hebben, wie zal hen hieraan deel geven?
En die in weelde zwelgen en van niets weten,
wie zal hen naar gerechtigheid doen verlangen?
Aanschijn der aarde, wie zal jou vernieuwen?
Hij die alles zal zijn in allen,
heeft ons bestemd om, aarde, jouw aanschijn te vernieuwen.
‘leven van verhalen’ (liederen over Gods woord: horen en gehoor geven)
Samenzang (lied 321) (melodie: Bernard Huijbers)
Niet als een storm, als een vloed, niet als een bijl aan de wortel
komen de woorden van God, niet als een schot in het hart.
Maar als een glimp van de zon, een groene twijg in de winter,
dorstig en hard deze grond – zo is het koninkrijk Gods.
Stem die de stilte niet breekt, woord als een knecht in de wereld,
naam zonder klank zonder macht, vreemdeling zonder geslacht.
Kinderen, armen van geest, mensen gelouterd tot vrede,
horen de naam in hun hart, dragen het woord in hun vlees.
Blinden herkennen de hand, dovemansoren verstaan Hem.
Zalig de man die gelooft, zalig de vrouw aan de bron.
Niet in het graf van voorbij, niet in een tempel van dromen,
hier in ons midden is Hij, hier in de schaduw der hoop.
Hier in dit stervend bestaan wordt Hij voor ons geloofwaardig,
worden wij mensen van God, liefde op leven en dood.
Koor (en allen) (lied 322) (melodie: Antoine Oomen)
Die chaos schiep tot mensenland, die mensen riep tot zinsverband,
Hij schreef, ons tot bescherming, zijn handvest van ontferming.
Hij schreef ons vrij, met eigen hand.
Schrift die mensenoorsprong schrijft. Woord dat trouw blijft.
Dat boek waarin getekend staan gezichten, zielen, naam voor naam,
hun overslaande liefde, hun overgaande liefde,
hun weeën die niet overgaan.
Schrift dat mensendagen schrijft. Licht dat aanblijft.
Zijn onvergankelijk testament: dat Hij ons in de dood nog kent –
de dagen van ons leven ten dode opgeschreven,
ten eeuwig leven omgewend.
Schrift die mensentoekomst schrijft. Naam die trouw blijft.
‘maak mij mooi’ (woorden en liederen over de mens die wij willen worden)
Spreekstem: (woorden naar psalm 51)
Spreek tot mij, spreek tot mij verlossende woorden.
In ongerechtigheid ben ik geboren.
Gij wilt dat ik tot waarheid kom.
Ik hoor uw stem in mijn geweten.
Spreek tot mij, spreek tot mij verlossende woorden.
Van kwaad tot erger wees genadig,
ik wil worden zo wit als sneeuw,
was mij, ik ben vuil van zonden.
Spreek tot mij, spreek tot mij verlossende woorden.
Keer U niet af, verstoot mij niet.
Neem nooit van mij weg uw adem.
Maak mij nieuw.
Doe mij volharden.
Spreek tot mij, spreek tot mij verlossende woorden.
Koor (lied 962) (melodie: Antoine Oomen)
Wat ik gewild heb,
wat ik gedaan heb,
wat mij gedaan werd,
wat ik misdaan heb.
Wat ongezegd bleef,
wat onverzoend bleef,
wat niet gekend werd,
wat ongebruikt bleef.
Al het beschamende,
neem het van mij.
En dat ik dit was
en geen ander.
Dit overschot van stof van de aarde,
dit was mijn liefde.
Hier ben ik.
‘dat een nieuwe wereld komen zal’
(liederen over samenleving, omkeer en toekomst)
Koor (melodie uit Genève 1551)
Zij die stom zijn, ver heen, koud, steen in steen,
zij die in doodswoestijn onvindbaar zijn:
wie weet hun naam, wat heeft met hen gedaan
die genoemd wordt Gij, onvoorstelbaar Gij,
die ’t verloren kind schreiend zoekt en vindt,
die het leven zelf uit de dood opdelft.
Hoe in duisternis dit bestaan ook is,
hoe zwart mijn verdriet, wanhoop wordt het niet,
omdat Gij God zijt die mijn leven leidt,
Gij volstaat voor mij, zijt mijn zekerheid.
Van uw aangezicht straalt mijn ogenlicht.
Komen zal de dag dat ik rusten mag.
Die rampzalig zijn, zullen zalig zijn.
Die verworpen zijn, zullen in U zijn.
Die zich keerden van U, zij vinden U.
Onbeminden, om niet bemind door U.
Lachen wordt gehoord als uw laatste woord
dit verscheurd heelal prachtig maken zal.
Samenzang (lied 608) (melodie: Antoine Oomen)
De steppe zal bloeien
de steppe zal lachen en juichen.
De rotsen die staan
vanaf de dagen der schepping
staan vol water, maar dicht
de rotsen gaan open.
Het water zal stromen
het water zal tintelen, stralen,
dorstigen komen en drinken.
De steppe zal drinken,
de steppe zal bloeien.
de steppe zal lachen en juichen.
De ballingen keren
zij keren met blinkende schoven.
Die gingen in rouw
tot aan de einden der aarde,
één voor één, en voorgoed,
die keren in stoeten.
Als beken vol water
als beken vol toesnellend water
schietend omlaag van de bergen.
Met lachen en juichen-
die zaaiden in tranen
die keren met lachen en juichen.
De dode zal leven.
De dode zal horen: nu leven.
Ten einde gegaan en onder stenen bedolven
dode, dode, sta op,
het licht van de morgen.
Een hand zal ons wenken
een stem zal ons roepen:
Ik open hemel en aarde en afgrond.
En wij zullen horen
en wij zullen opstaan
en lachen en juichen en leven.
Koor (en allen) (lied 421) (melodie: Tom Löwenthal)
Vrede voor jou, vrede voor jou,
vrede voor jou.
Vrede voor jou, vrede voor jou,
vrede voor jou.
|