It Ljochtbeaken Voorganger(s): Ds. J. van den Herik, Drachten
Koster: Auke de Boer Techniek: Mark Kielman
- eerste lied: Ps 132: 6, 7 en 9
- votum en groet
- zingen: Lied 806
- welkom en inleiding op de dienst
- gebed
- zingen: Lied 1009
- schriftlezingen: Lukas 2: 6 en 7
Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, 7 en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het gastenverblijf.
Lukas 2: 12
12 Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in doeken gewikkeld in een voederbak ligt.’
Marcus 5: 27 en 28
27 Ze had gehoord over Jezus, en ze begaf zich tussen de menigte en raakte zijn mantel van achteren aan, 28 want ze dacht: Als ik alleen zijn kleren maar kan aanraken, zal ik genezen.
Johannes 13: 3 - 5
3 Jezus, die wist dat de Vader Hem alle macht had gegeven en dat Hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan, 4 stond tijdens de maaltijd op. Hij legde zijn bovenkleed af, sloeg een linnen doek om 5 en goot water in een waskom. Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen, en droogde ze af met de doek die Hij omgeslagen had.
Johannes 13: 12
12 Toen Hij hun voeten gewassen had, deed Hij zijn bovenkleed aan en ging weer naar zijn plaats. ‘Begrijpen jullie wat Ik gedaan heb?’ vroeg Hij.
Marcus 9: 2 en 3
2 Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze helemaal alleen waren. Voor hun ogen veranderde Hij van gedaante, 3 zijn kleren gingen helder wit glanzen, zo wit als geen enkele wolwasser op aarde voor elkaar zou kunnen krijgen.
Johannes 19: 23 en 24
23 Nadat ze Jezus gekruisigd hadden, verdeelden de soldaten zijn kleren in vieren, voor iedere soldaat een deel. Maar zijn onderkleed was in één stuk geweven, van boven tot beneden. 24 Ze zeiden tegen elkaar: ‘Laten we het niet scheuren, maar laten we loten wie het hebben mag.’ Zo moest in vervulling gaan wat de Schrift zegt: ‘Ze verdeelden mijn kleren onder elkaar en wierpen het lot om mijn gewaad.’ Dat is wat de soldaten deden.
- zingen: Lied 416: 1, 2 en 4
- schriftlezing: Openbaringen 19: 12 en 13
12 Zijn ogen waren als een vlammend vuur en op zijn hoofd had Hij veel kronen. Er stond een naam op Hem geschreven die niemand kende, alleen Hijzelf. 13 Hij droeg met bloed doordrenkte kleren. Zijn naam luidde ‘Woord van God’.